Tijdens de bronst (in de herfst, tussen eind september en begin november) eet het mannetje nauwelijks en kan daardoor bijna een kwart van zijn lichaamsgewicht verliezen. Hij markeert zijn territorium door met zijn gewei tegen struikgewas te slaan en langs boomschors te vegen, waardoor schilschade ontstaat en heeft als territoriumbezitter één of meerdere vaste plaatsen, waar hij de vrouwtjes heenlokt met een voor de meeste andere herten ongebruikelijke hoge fluittonen die door korte tonen onderbroken wordt en soms in een soort geknor eindigen.

Het mannetje bekommert zich niet om de kalfjes. Kort voordat het kalf geboren wordt, verlaat het vrouwtje de roedel om alleen haar jong ter wereld te brengen. Na een draagtijd van zeven en een halve maand brengt het wijfje in juni of juli één kalf (zelden twee) ter wereld.

Het kalf blijft de eerste drie weken tussen de begroeiing verborgen, terwijl de moeder in de omgeving graast en regelmatig terugkeert om het te zogen (zoogtijd: 4 maanden). Zodra het jong moeiteloos kan lopen, gaat het met haar mee en blijft meestal bij haar tot ze in het volgende jaar opnieuw een jong krijgt.

De sikahinde blijft vruchtbaar tot de leeftijd van 15-18 jaar.